: onmogelijk om te horen: niet hoorbaar. Zie de volledige definitie van onhoorbaar in de Engelse taalleerderswoordenboek. onhoorbaar. adjectief. onhoorbaar | / i-ˈnȯ-də-bəl /
Is onhoorbaar een woord?
adj. Onmogelijk om te horen: een onhoorbaar gesprek. in·au′di·bil′i·ty zn. in·audi·bly adv.
Wat is de positieve betekenis van onhoorbaar?
(ɪnˈɔːdəbəl) bijvoeglijk naamwoord. niet luid genoeg om gehoord te worden; niet hoorbaar.
Hoe gebruik je onhoorbaar in een zin?
Onhoorbaar voorbeeld van een zin
Wil je me kussen? fluisterde ze bijna onhoorbaar, terwijl ze naar hem opkeek van onder haar wenkbrauwen, glimlachend en bijna huilend van opwinding.
Wat betekent onhoorbaar in een zin?
Niet hoorbaar of niet luid genoeg om gehoord te worden. Honden kunnen dit fluitje horen, maar voor mensen is het onhoorbaar. bijvoeglijk naamwoord.