graze′a·ble, graz ′a·ble adj.
v.tr.
- Om zich te voeden met (kruiden) in een veld of op weilanden.
- Om zich te voeden met het gras van (een stuk land).
- Om gras te betalen voor het voederen van: Dit veld zal 30 stuks vee grazen.
- Om (vee) uit te voeren om te voeren.
- Hoeden (vee voeren) in een weiland.
Wat betekent grazen?
1: om zich te voeden met groeiend kruid, aangehechte algen of fytoplankton-runderen die op de hellingen grazen. 2: kleine porties eten gedurende de dag. Ze graasde de hele middag door snacks. transitief werkwoord. 1a: bijsnijden en op het veld eten.b: zich voeden met het kruid van.
Hoe spel je graze als in cut?
A graze is een kleine wond veroorzaakt door ergens tegenaan te schrapen.
Hoe spel je koeienweide?
Als uw vee honger heeft, moet u ze weiden, of laten grazen, in een grasveld dat bekend staat als weiland. Weide is zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord dat wordt geassocieerd met grazende dieren. Als zelfstandig naamwoord is een weiland een veld waar dieren zoals paarden en runderen kunnen grazen of eten.
Wat voor soort woord is graze?
graze gebruikt als zelfstandig naamwoord:
The act of grazing; een licht krabben of verwonden bij het passen. Een lichte slijtage; een lichte kras.