Referentiehoeken kunnen in alle vier de kwadranten voorkomen. Hoeken in kwadrant I zijn hun eigen referentiehoeken Een referentiehoek is altijd positief en is altijd kleiner dan 90º. Onthoud: de referentiehoek wordt gemeten vanaf de eindzijde van de oorspronkelijke hoek "naar" de x-as (niet "naar" de y-as).
In welk kwadrant bevinden zich referentiehoeken?
Quadrant II (QII): De referentiehoek is de maat vanaf de terminalzijde naar beneden tot de negatieve x-as. Kwadrant III (QIII): De referentiehoek is de maat vanaf de negatieve x-as tot aan de eindzijde. Kwadrant IV (QIV): De referentiehoek is de maat vanaf de terminale zijde tot aan de positieve x-as.
Hoe vind je de referentiehoek in elk kwadrant?
Bepaal de kwadranten:
- 0 tot π/2 - Eerste kwadrant, dus referentiehoek=hoek;
- π/2 tot π - Tweede kwadrant, dus referentiehoek=π - hoek;
- π tot 3π/2 - Derde kwadrant, dus referentiehoek=hoek - π; en.
- 3π/2 tot 2π - Vierde kwadrant, dus referentiehoek=2π - hoek.
Wat zijn de vier kwadrantale hoeken?
Kwadranten en kwadranthoeken
Hoeken tussen 0∘ en 90∘ bevinden zich in het eerste kwadrant. Hoeken tussen 90∘ en 180∘ bevinden zich in het tweede kwadrant. Hoeken tussen 180∘ en 270∘ bevinden zich in het derde kwadrant. Hoeken tussen 270∘ en 360∘ bevinden zich in het vierde kwadrant.
Hoe vind je de referentiehoek?
Dus, als onze gegeven hoek 110° is, dan is de referentiehoek 180° – 110°=70°. Wanneer de eindzijde zich in het derde kwadrant bevindt (hoeken van 180° tot 270°), is onze referentiehoek onze gegeven hoek min 180°Dus als onze gegeven hoek 214° is, dan is de referentiehoek 214° – 180°=34°.