Etymologie. Het Latijnse zelfstandig naamwoord alumnus betekent "pleegzoon" of "leerling". Het is afgeleid van PIE h₂el- (groeien, voeden), en is nauw verwant aan het Latijnse werkwoord alo "voeden ".
Wat is de oorsprong van het woord alumnus?
Alumnus is natuurlijk een Latijns woord en is afgeleid van het werkwoord alere, dat 'opvoeden' of 'voeden' betekent. In de Latijnse literatuur werd de term alumnus vaak gebruikt om iemand aan te duiden die werd gevoed door een persoon die geen natuurlijke ouder is.
Is alumni Latijn of Grieks?
Alumnus (in het Latijn een masculine zelfstandig naamwoord) verwijst meestal naar een mannelijke afgestudeerde of voormalige student; het meervoud is alumni. Een alumna (in het Latijn een vrouwelijk zelfstandig naamwoord) verwijst naar een vrouwelijke afgestudeerde of voormalige student; het meervoud is alumnae.
Is alumni een Grieks woord?
"leerling of afgestudeerde van een school", "jaren 1640, van het Latijnse alumnus "een leerling", letterlijk "pleegzoon", rudimentair tegenwoordig passief deelwoord van alere "zogen, voeden", van PIE-wortel al- (2) "om te groeien, te voeden." Met einde verwant aan Grieks - omenos Meervoud is alumni. … vorm is alumna (1882), meervoud alumnae.
Wat is correcte alumni of alumnus?
“Alumnus” – in het Latijn een mannelijk zelfstandig naamwoord – verwijst naar een mannelijke afgestudeerde of voormalige student. Het meervoud is “alumni”. "Alumna" - in het Latijn een vrouwelijk zelfstandig naamwoord - verwijst naar je raadt het al een vrouwelijke afgestudeerde of voormalige student. … Als een groep beide geslachten omvat, zelfs als er maar één man is, wordt de meervoudsvorm alumni gebruikt.