In indirecte rede zijn zeggen en vertellen beide veelvoorkomende als rapporteringswerkwoorden. We gebruiken geen meewerkend voorwerp met zeggen, maar we gebruiken altijd een meewerkend voorwerp (onderstreept) met vertellen: Hij zei dat hij naar Nieuw-Zeeland ging verhuizen. Niet: hij zei dat hij naar Nieuw-Zeeland ging verhuizen.
Hoe worden rapportagewerkwoorden gebruikt in indirecte rede?
Gerapporteerde spraak en rapportagewerkwoorden
- Omdat we het hebben over iets dat in het verleden is gebeurd, gebruiken we werkwoorden in de verleden tijd in gerapporteerde spraak: zei niet zeggen; was niet ben.
- In de zin "James zei dat hij mijn buurman was", is zei een rapporterend werkwoord (was is een gerapporteerd werkwoord).
Wat rapporteren indirecte werkwoorden?
In indirecte rede kunnen we de verleden continue vorm van het rapporterende werkwoord gebruiken (meestal zeggen of vertellen).
Hoe verander je een rapporterend werkwoord in indirecte rede?
Regels voor het veranderen van directe in indirecte spraak
Present tijden in de directe spraak worden veranderd in de verleden tijd Als het rapporterende of hoofdwerkwoord in de verleden tijd staat. Als je in directe spraak zegt/zegt of zal zeggen. Directe spraak de woorden tussen de aanhalingstekens spreken van een universele waarheid of gewoontegedrag.
Wat is het rapporteren van werkwoord en voorbeelden?
Rapportagewerkwoorden worden gebruikt wanneer je iemand over een ander gesprek wilt vertellen. We noemen dit ook wel gerapporteerde spraak of indirecte spraak. Twee voorbeelden van rapportagewerkwoorden zijn say en tell.