De Griekse filosoof Aristoteles (384–322 v. Chr.) was een van de vroegst geregistreerde geleerden die de theorie van spontane generatie verwoordde, het idee dat leven kan ontstaan uit niet-levende materie. Aristoteles stelde voor dat leven ontstond uit niet-levend materiaal als het materiaal pneuma ("levenswarmte") bevatte.
Wie is de vader van spontane generatie?
De theorie van spontane generatie werd uiteindelijk in 1859 tot rust gebracht door de jonge Franse chemicus, Louis Pasteur. De Franse Academie van Wetenschappen sponsorde een wedstrijd voor het beste experiment waarmee spontane generatie kan worden bewezen of weerlegd.
Wanneer werd de theorie van spontane generatie gevormd?
De theorie van spontane generatie, voor het eerst uitgebreid geponeerd door Aristoteles in zijn boek "On the Generation of Animals" rond 350 v. Chr., heeft tot doel de schijnbaar plotselinge opkomst van organismen zoals als ratten, vliegen en maden in rottend vlees en andere afbreekbare voorwerpen.
Wie heeft de theorie van spontane generaties ontkracht?
"Spontane generatie" was het idee dat levende organismen kunnen ontstaan uit niet-levende materie. Aan het einde van de 19e eeuw, in een confrontatie tussen scheikundige Louis Pasteur en bioloog Felix Pouchet, opgezet door de Franse Academie van Wetenschappen, kwam Pasteur op de beroemde wijze op de proppen met een experiment dat de theorie ontkrachtte.
Wie gaf de theorie van biogenese?
Conceptueel wordt biogenese soms toegeschreven aan Louis Pasteur en omvat de overtuiging dat complexe levende wezens alleen voortkomen uit andere levende wezens, door middel van reproductie. Dat wil zeggen, het leven ontstaat niet spontaan uit niet-levend materiaal, wat de positie was die werd ingenomen door spontane generatie.