Viscositeit is normaal gesproken onafhankelijk van druk, maar vloeistoffen onder extreme druk ervaren vaak een toename in viscositeit. Aangezien vloeistoffen normaal gesproken niet samendrukbaar zijn, brengt een drukverhoging de moleculen niet echt significant dichter bij elkaar.
Hoe beïnvloedt druk de viscositeit?
Druk heeft effect op zowel de viscositeit van vloeistof als als van gassen. Bij toenemende druk neemt de viscositeit van vloeibare moleculen toe als gevolg van de toename van de weerstand tegen de vloeistofstroom. Bij toenemende druk neemt de viscositeit van gasmoleculen af door de toename van de gloed van moleculen.
Waarom hangt de viscositeit niet af van de druk?
Terwijl in het geval van gassen de reden van de viscositeit moleculaire botsing is, dus als we de temperatuur van de gasbotsing tussen moleculen verhogen, neemt de viscositeit toe en daarmee de viscositeit. Op een vergelijkbare manier heeft druk ook invloed op de viscositeitscoëfficiënt.
Wat gebeurt er met de viscositeit als de druk toeneemt?
Wanneer de druk hoger is dan het bubbelpunt, neemt de viscositeit toe met een toename van de druk vanwege compressie van de vloeistof. Minimale viscositeit zal optreden bij de verzadigingsdruk. Een variatie van olieviscositeit met druk wordt getoond in figuur 5.15.
Van welke factoren hangt de viscositeit af?
Viscositeit is weerstand tegen stroming. Voor vloeistoffen geldt: hoe groter de intermoleculaire krachten (IMF), hoe hoger de viscositeit. De andere factoren die de viscositeit beïnvloeden, zijn de temperatuur en de vorm van het molecuul.